Al in 2016 werd door zorginstellingen gepleit voor afschaffing van de rol die het College sanering zorginstellingen (CSZ) vervult. Nu, negen jaar later, is de gewenste hervorming eindelijk in zicht met een nieuwe wet, afgestemd op de moderne zorgvastgoedmarkt. Daarmee dreigt wel één van de belangrijkste medevormgevers van het Nederlandse zorglandschap te verdwijnen. Een verklarende blog van ZorgSaamWonen-partner, Eric Annaert, partner bij Colliers.
Het College sanering zorginstellingen; een lust of een last?


Zorginstellingen die vallen onder het toezicht van het CSZ moeten bij transacties van vastgoed voldoen aan bepaalde criteria. Die zijn vastgelegd in de Beleidsregel vervreemding onroerende zaken. Het doel ervan is om het geld dat omgaat in transacties binnen de zorgsector ook daadwerkelijk binnen de zorg te houden. Deze rol van het CSZ stamt uit de tijd dat de aanschaf van onroerend goed door zorginstellingen werd gefinancierd door de overheid. Nadat het College bouw zorginstellingen groen licht had gegeven, verleende de overheid de financiering. Daarmee was er voor de betreffende instelling geen risico op het vastgoed.
Vanwege een verandering in het systeem hield het College bouw zorginstellingen in 2010 op te bestaan. Dit betekende dat zorginstellingen zelf verantwoordelijk werden voor de bedrijfsvoering ten aanzien van hun vastgoed. Ondanks het feit dat het financiële risico sindsdien bij de zorginstelling ligt, is de rol van het CSZ intact gebleven en zijn instellingen nog altijd verplicht om strakke procedures te volgen.
Roep om verandering
Het streven is nobel, maar wat erin opvalt is dat aankopen door zorginstellingen op geen enkele wijze worden beperkt. Dat is vreemd, want soms zijn juist in deze aankopen de risico’s veel groter (en onvoorzienbaar). Terwijl het risico van bedrijfsvoering – mede door het scheiden van wonen en zorg – steeds meer naar de zorginstellingen verschoof, zwol de kritiek op het CSZ aan. Maar het hield stand, omdat een nieuwe regeling maar niet van de grond kwam.
Wetsvoorstel Wibz
En toen was daar woensdag 29 januari jongstleden: het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport diende het wetsvoorstel voor de Wet integere bedrijfsvoering zorg- en jeugdhulpaanbieders (Wibz) in. Onderdeel van de wet is de modernisering van het toezicht op vastgoedtransacties. Daarmee kunnen zorginstellingen eindelijk de rol op zich nemen die ze toekomt. Dat wil zeggen dat zij zelf zeggenschap hebben over hun vastgoedportefeuille, of dat in eigendom of in huur is.
Nieuwe start
Tegelijkertijd wordt er wel een nieuwe norm geïntroduceerd. In de Wibz is bepaald dat aan de norm ‘van betekenis zijnde transacties’ moet worden voldaan; een transactie moet potentieel impact op de bedrijfsvoering van de zorginstelling hebben. Maar dat zou binnen de huidige, strengere governance regels in de zorg een vanzelfsprekendheid moeten zijn. Ik denk dat het goed is als de sector in gezamenlijkheid de spelregels voor het voldoen aan deze norm bepaalt. Daarbij kan aansluiting worden gezocht bij de regels die de Autoriteit woningcorporaties al hanteert. Die kunnen prima worden gebruikt als basis.
De rol van het CSZ is van grote betekenis geweest om het zorglandschap vorm te geven. Maar ik werk in een zorgvastgoedmarkt die inmiddels complexer is en met grotere uitdagingen te maken heeft dan voorheen. Zorginstellingen laten mij weten vandaag de dag ook behoefte te hebben aan een samenwerkingspartner (zoals een ontwikkelaar, belegger of ketenpartner) om de zware opgaven te realiseren. Denk daarbij aan verduurzaming, renovatie en implementatie van bijvoorbeeld nieuwe zorgconcepten. Een volledig zeggenschap over de portefeuille maakt die samenwerking mogelijk. De Wibz is precies waar de markt nu om vraagt.
Reactie toevoegen